Een Cursus
In Wonderen

Geautoriseerde Online Editie
Werkboek

LES 192

Ik heb een functie die God me graag vervullen ziet.

1. 1Het is je Vaders heilige Wil dat jij Hemzelf compleet maakt, en dat jouw Zelf Zijn heilige Zoon is, voor eeuwig zuiver zoals Hij, uit liefde geschapen en in liefde bewaard, liefde uitbreidend, scheppend in haar naam, voor eeuwig één met God en met jouw Zelf. 2Maar wat kan zo’n functie betekenen in een wereld vol afgunst, haat en aanval?

2. 1Daarom heb je een functie in de wereld in haar eigen termen. 2Want wie kan een taal begrijpen die zijn eenvoudig begrip verre te boven gaat? 3Vergeving vertegenwoordigt jouw functie hier. 4Ze is niet Gods schepping, want ze is het middel waarmee onwaarheid ongedaan kan worden gemaakt. 5En wie zou aan de Hemel vergeving willen schenken? 6Maar op aarde heb je het middel nodig om illusies los te laten. 7De schepping wacht louter op jouw terugkeer om te worden erkend, niet om compleet te zijn.

3. 1Van de schepping valt in deze wereld zelfs geen voorstelling te maken. 2Ze heeft hier geen betekenis. 3Vergeving is hetgeen waarmee ze nog het dichtst bij de aarde komen kan. 4Want in de Hemel ontstaan, heeft ze in het geheel geen vorm. 5Maar God heeft Iemand geschapen die het vermogen heeft om het totaal vormloze in vorm te vertalen. 6Wat Hij maakt zijn dromen, maar van een soort zo dicht bij ontwaken, dat het daglicht er al in schijnt, en ogen, die zich al openen, het vreugdevolle schouwspel dat zij bieden aanschouwen.

4. 1Vergeving beziet mild alles wat onbekend is in de Hemel, ziet het verdwijnen, en laat de wereld achter als een schone, onbeschreven lei waarop het Woord van God de zinloze symbolen die er eerst geschreven stonden, nu vervangen kan. 2Vergeving is het middel waardoor de angst voor de dood overwonnen wordt, omdat die nu geen hevige aantrekkingskracht meer uitoefent en schuld verdwenen is. 3Vergeving laat het lichaam zien als wat het is: een eenvoudig leermiddel dat terzijde wordt gelegd wanneer het leren is voltooid, maar hem die leert allerminst verandert.

5. 1De denkgeest zonder lichaam kan geen vergissingen maken. 2Hij kan niet denken dat hij sterven zal, of de prooi zal zijn van een genadeloze aanval. 3Woede wordt onmogelijk en waar blijft dan panische angst? 4Welke angsten zouden hen nog kunnen bedreigen die de bron van alle aanval, het wezen van leed en de zetel van angst zijn kwijtgeraakt? 5Alleen vergeving kan de denkgeest ontlasten van de gedachte dat het lichaam zijn thuis is. 6Alleen vergeving kan de vrede herstellen die God voor Zijn heilige Zoon heeft bestemd. 7Alleen vergeving kan de Zoon ertoe bewegen weer zijn oog te richten op zijn heiligheid.

6. 1Wanneer woede verdwenen is, zul je inderdaad ontdekken dat er voor de visie van Christus en de gave van het zien geen offer werd gevraagd, en slechts pijn werd weggenomen van een zieke en gekwelde denkgeest. 2Is dit onwelkom? 3Is dit iets om bang voor te zijn? 4Of is het iets om op te hopen, om dankbaar te begroeten en vol vreugde in ontvangst te nemen? 5We zijn één en geven daarom niets op. 6Maar waarlijk is ons alles gegeven door God.

7. 1Toch hebben we vergeving nodig om te zien dat dit zo is. 2Zonder haar vriendelijk licht tasten we in het duister rond en gebruiken we ons verstand slechts om onze razernij en aanval te rechtvaardigen. 3Ons begrip is zo beperkt, dat wat we denken te begrijpen niets anders is dan een uit vergissing voortkomende verwarring. 4Wij zijn verdwaald in de nevelen van wisselende dromen en angstwekkende gedachten, met onze ogen stijf dichtgeknepen tegen het licht, en onze denkgeest druk bezig met het aanbidden van wat er niet is.

8. 1Wie kan opnieuw in Christus geboren worden dan hij die ieder die hij ziet, aan wie hij denkt, of die hij zich voorstelt, vergeven heeft? 2Wie zou bevrijd kunnen worden terwijl hij nog iemand gevangen houdt? 3Een cipier is niet vrij, want hij zit samen met zijn gevangene vast. 4Hij moet ervoor zorgen dat die niet ontsnapt en dus brengt hij zijn tijd door met de wacht over hem te houden. 5De tralies die hem beperken worden de wereld waarin zijn cipier leeft, samen met hem. 6En van zijn vrijheid hangt de weg naar bevrijding voor hen beiden af.

9. 1Houd daarom niemand gevangen. 2Bevrijd in plaats van te binden, want zo word jij bevrijd. 3De manier is eenvoudig. 4Telkens wanneer je een steek van woede voelt, besef dan dat je een zwaard boven je eigen hoofd houdt. 5En het zal vallen of afgewend worden, naargelang je verkiest veroordeeld te worden of vrij te zijn. 6Op die manier vertegenwoordigt ieder die jou in de verleiding lijkt te brengen om kwaad te worden, jouw verlosser uit de kerker van de dood. 7En dus ben je hem dank verschuldigd in plaats van pijn.

10. 1Wees vandaag genadig. 2De Zoon van God verdient jouw genade. 3Hij is het die jou vraagt de weg naar de vrijheid nu te aanvaarden. 4Weiger het hem niet. 5De Liefde die Zijn Vader hem betoont behoort jou toe. 6Jouw functie hier op aarde is slechts dat je hem vergeeft, opdat je hem weer als jouw Identiteit aanvaardt. 7Hij is zoals God hem geschapen heeft. 8En jij bent wat hij is. 9Vergeef hem nu zijn zonden en je zult zien dat je één met hem bent.