Een Cursus
In Wonderen

Geautoriseerde Online Editie
Werkboek

LES 8

Mijn denkgeest is voortdurend bezig met voorbije gedachten.

1. 1Dit idee is natuurlijk de reden waarom jij alleen maar het verleden ziet. 2Niemand ziet werkelijk iets. 3Hij ziet alleen zijn naar buiten geprojecteerde gedachten. 4Het feit dat je denkgeest steeds bezig is met het verleden, is de oorzaak van de verkeerde opvatting van tijd waaronder jouw zien lijdt. 5Je denkgeest kan het heden, de enige tijd die er is, niet vatten. 6Hij kan daarom tijd niet begrijpen, en kan in feite in het geheel niets begrijpen.

2. 1De enige volledig ware gedachte die men over het verleden kan hebben is dat het niet hier is. 2Er alleen al over denken is daarom denken over illusies. 3Zeer weinigen hebben ingezien wat het werkelijk inhoudt zich een voorstelling van het verleden te maken of vooruit te lopen op de toekomst. 4Wanneer de denkgeest dit doet, is hij in feite blanco, omdat hij in wezen niet over iets aan het denken is.

3. 1Het doel van de oefeningen van vandaag is een begin te maken je denkgeest erin te trainen om op te merken wanneer hij in wezen helemaal niet aan het denken is. 2Zolang gedachteloze ideeën beslag leggen op je denkgeest, wordt de waarheid geblokkeerd. 3Erkennen dat je denkgeest slechts blanco is geweest, in plaats van te geloven dat hij met werkelijke ideeën is gevuld, is de eerste stap om de weg naar visie te openen.

4. 1De oefeningen van vandaag moeten met gesloten ogen worden uitgevoerd. 2Dit heeft als reden dat je eigenlijk niets kunt zien en het zo makkelijker is in te zien dat je niets ziet, hoe levendig je ook een voorstelling van een gedachte maakt. 3Onderzoek je denkgeest, de gebruikelijke minuut lang, met zo min mogelijk investering van jouw kant en registreer eenvoudig de gedachten die je daar aantreft. 4Benoem elk naar de hoofdpersoon of het hoofdthema dat erin voorkomt, en ga dan over op de volgende. 5Leid de oefenperiode in door te zeggen:

6Ik schijn te denken aan ______.

5. 1Benoem dan elk van je gedachten concreet, bijvoorbeeld:

2Ik schijn te denken aan [naam van een persoon], aan [naam van een voorwerp], aan [naam van een emotie],

enzovoort, en sluit de periode van gedachtenonderzoek ten slotte af met:

3Maar mijn denkgeest is voortdurend bezig met voorbije gedachten.

6. 1Dit kan vandaag vier of vijf keer worden gedaan, tenzij je merkt dat het je irriteert. 2Als je het lastig vindt, is drie of vier keer voldoende. 3Maar misschien merk je dat het helpt om je irritatie, of elke andere emotie die het idee van vandaag bij je oproept, in het gedachtenonderzoek zelf op te nemen.