Een Cursus
In Wonderen

Geautoriseerde Online Editie
Werkboek

LES 154

Ik ben een van de dienaren van God.

1. 1Laat ons vandaag noch arrogant, noch vals bescheiden zijn. 2We hebben dergelijke dwaasheid achter ons gelaten. 3We kunnen onszelf niet beoordelen, en hoeven dat ook niet. 4Dat zijn maar pogingen om een beslissing uit de weg te gaan, en een verbintenis met onze functie uit te stellen. 5Het is niet aan ons om onze waarde te beoordelen, noch kunnen we weten welke rol voor ons het beste is, of wat wij kunnen doen binnen een groter plan dat we niet in zijn totaliteit kunnen overzien. 6Onze rol werd ons in de Hemel toegemeten, niet in de hel. 7En wat in onze ogen zwakte is, kan kracht zijn; wat wij als onze kracht beschouwen, is vaak arrogantie.

2. 1Wat ook de jou toegewezen rol mag zijn, ze werd gekozen door de Stem namens God, wiens functie het is ook namens jou te spreken. 2Terwijl Hij jouw kwaliteiten precies ziet zoals ze zijn, en zich evenzeer bewust is waar, waarvoor, op wie en wanneer ze het best kunnen worden toegepast, kiest en aanvaardt Hij jouw rol voor jou. 3Hij werkt niet zonder jouw eigen instemming. 4Maar Hij laat zich niet misleiden in wat jij bent, en luistert alleen naar Zijn Stem in jou.

3. 1Door Zijn vermogen één Stem te horen, en wel de Zijne, ga jij uiteindelijk beseffen dat er één Stem in jou is. 2En die ene Stem stelt jouw functie vast en geeft die aan jou door, en verleent je de kracht die te begrijpen, te doen wat nodig is, en te slagen in alles wat je doet dat ermee samenhangt. 3God heeft Zich hierin met Zijn Zoon verenigd, en zo wordt Zijn Zoon Zijn boodschapper van eenheid met Hem.

4. 1Het is deze vereniging van Vader en Zoon, tot stand gebracht via de Stem namens God, die de verlossing apart zet van de wereld. 2Het is deze Stem die van wetten spreekt waaraan de wereld niet gehoorzaamt, die verlossing van alle zonde belooft, met afschaffing van alle schuld in de denkgeest die God zondeloos geschapen heeft. 3Nu wordt deze denkgeest zich weer bewust van Wie hem geschapen heeft, en van Zijn duurzaam verbond met zichzelf. 4Zo is zijn Zelf de enige werkelijkheid waarin zijn wil en die van God verenigd zijn.

5. 1Een boodschapper is niet degene die de boodschap schrijft die hij bezorgt. 2Noch trekt hij het recht in twijfel van wie dat wel doet, of vraagt hij waarom deze juist hen gekozen heeft om de boodschap te ontvangen die hij brengt. 3Het is voldoende dat hij haar in ontvangst neemt, haar aan diegenen geeft voor wie ze is bestemd, en zijn rol op zich neemt in de bezorging ervan. 4Als hij bepaalt wat de boodschappen moeten zijn, of wat hun doel is, of waarheen ze moeten worden gebracht, dan verzuimt hij zijn juiste rol te spelen als brenger van het Woord.

6. 1Er is één belangrijk verschil in de rol van de boodschappers van de Hemel, dat hen onderscheidt van die welke de wereld aanstelt. 2De boodschappen die zij bezorgen zijn eerst voor hen bestemd. 3Pas wanneer zij die voor zichzelf kunnen aanvaarden, zijn ze in staat ze verder te dragen, en ze overal te geven waar ze waren bedoeld. 4Net als aardse boodschappers hebben zij de boodschappen die ze brengen niet zelf geschreven, maar zij worden in de meest ware zin de eerste ontvangers ervan, die ontvangen ter voorbereiding om te geven.

7. 1Een aardse boodschapper vervult zijn rol door al zijn boodschappen weg te geven. 2De boodschappers van God voeren hun taak uit door Zijn boodschappen aan te nemen als zijnde voor zichzelf, en ze tonen dat ze de boodschappen begrijpen door deze weg te geven. 3Ze kiezen geen rollen die hun niet op Zijn gezag gegeven zijn. 4En zo winnen ze bij elke boodschap die ze weggeven.

8. 1Wil jij Gods boodschappen ontvangen? 2Want zo word jij Zijn boodschapper. 3Je bent nu aangesteld. 4En toch wacht je ermee de boodschappen te geven die jij ontvangen hebt. 5En bijgevolg weet jij niet dat ze van jou zijn, en herken je ze niet. 6Niemand kan ontvangen en begrijpen dat hij ontvangen heeft, totdat hij geeft. 7Want in het geven ligt zijn eigen aanvaarding van wat hij heeft ontvangen.

9. 1Jij die nu Gods boodschapper bent, ontvang Zijn boodschappen. 2Want dat maakt deel uit van de jou toegewezen rol. 3God heeft niet nagelaten jou te geven wat je nodig hebt, noch is het onaanvaard gebleven. 4Toch moet nog een ander deel van de jou toegewezen taak worden volbracht. 5Hij die de boodschappen van God voor jou ontvangen heeft, zou graag zien dat ze ook door jou ontvangen werden. 6Want zo vereenzelvig jij je met Hem en maak je aanspraak op wat van jou is.

10. 1Het inzien van deze verbinding is wat we vandaag op ons nemen. 2We streven er niet naar onze denkgeest afgescheiden te houden van Hem die voor ons spreekt, want we horen niets dan onze eigen stem, als wij aandachtig luisteren naar Hem. 3Hij alleen kan tot ons en voor ons spreken, omdat Hij in één Stem het krijgen en het geven van Gods Woord, het geven en ontvangen van Zijn Wil verenigt.

11. 1We oefenen erin Hem te geven wat Hij graag wil, opdat wij Zijn gaven aan ons mogen herkennen. 2Hij heeft onze stem nodig, opdat Hij via ons kan spreken. 3Hij heeft onze handen nodig, om Zijn boodschappen vast te houden en ze naar hen te brengen die Hij aanwijst. 4Hij heeft onze voeten nodig, om ons te brengen waar Hij wil, opdat zij die wachten in ellende eindelijk mogen worden bevrijd. 5En Hij heeft onze wil nodig, verenigd met de Zijne, opdat we de ware ontvangers mogen zijn van de gaven die Hij schenkt.

12. 1Laten we vandaag niets anders leren dan deze les: we zullen pas inzien wat we ontvangen als we het hebben gegeven. 2Je hebt dit al honderd keer en op honderd manieren horen zeggen, en toch ontbreekt het jou nog steeds aan geloof. 3Maar dit staat vast: tot jij er geloof aan hecht, zul je duizend en nog eens duizend wonderen ontvangen, maar niet weten dat God Zelf, buiten wat jij al hebt, geen enkele gave achterwege gelaten heeft, noch de geringste zegen aan Zijn Zoon heeft ontzegd. 4Wat kan dit voor jou betekenen zolang jij je niet met Hem en het Zijne vereenzelvigd hebt?

13. 1Onze les voor vandaag luidt als volgt:

2Ik ben een van de dienaren van God, en ik ben dankbaar dat ik het middel bezit om in te zien dat ik vrij ben.

14. 1De wereld wijkt terug als we onze denkgeest doen oplichten en beseffen dat deze heilige woorden waar zijn. 2Ze vormen de boodschap die ons vandaag vanwege onze Schepper wordt gezonden. 3Nu demonstreren we hoe ze onze gedachten over onszelf en wat onze functie is, hebben veranderd. 4Want wanneer we bewijzen dat we geen wil aanvaarden die we niet delen, zullen de vele gaven die wij van onze Schepper krijgen ons in het oog springen en in onze handen vallen, en zullen we inzien wat we ontvangen hebben.