Een Cursus
In Wonderen

Geautoriseerde Online Editie
Werkboek

LES 185

Ik verlang de vrede van God.

1. 1Deze woorden uitspreken is niets. 2Maar deze woorden menen is alles. 3Als je ze maar één moment kon menen, dan zou voor jou geen verdriet meer mogelijk zijn, in welke vorm, en waar of wanneer dan ook. 4De Hemel zou weer geheel tot het volle bewustzijn zijn gebracht, de Godsherinnering totaal hervonden, en de opstanding van heel de schepping volledig zijn beseft.

2. 1Niemand kan deze woorden menen en niet genezen zijn. 2Hij kan niet met dromen spelen, noch denken dat hij zelf een droom is. 3Hij kan geen hel maken en denken dat die werkelijkheid is. 4Hij wil de vrede van God en die wordt hem gegeven. 5Want dat is al wat hij verlangt en al wat hij ontvangen zal. 6Velen hebben deze woorden uitgesproken. 7Slechts weinigen hebben ze gemeend. 8Je hoeft maar naar de wereld om je heen te kijken om te weten hoe uiterst weinig het er zijn. 9De wereld zou een totaal andere zijn, als er maar twee het erover eens waren dat deze woorden het enige uitdrukken wat ze verlangen.

3. 1Twee denkgeesten met één intentie worden zo sterk dat wat zij willen de Wil wordt van God. 2Want denkgeesten kunnen zich alleen in de waarheid met elkaar verbinden. 3In dromen kunnen er geen twee dezelfde intentie hebben. 4Voor elk is de held van de droom anders, en het verlangde resultaat niet voor beiden gelijk. 5Verliezer en winnaar wisselen slechts van plaats in steeds veranderende patronen, naargelang de winst-verlies en verlies-winst verhouding een verschillend aspect of een andere vorm aanneemt.

4. 1Toch kan een droom alleen maar een compromis brengen. 2Soms neemt dit de vorm aan van een verbond, maar alleen de vorm. 3Het is onvermijdelijk dat de betekenis aan de droom ontsnapt, want compromissen sluiten is het doel van dromen. 4Denkgeesten kunnen zich in dromen niet verbinden. 5Ze sluiten slechts een handeltje. 6En welk handeltje kan hun de vrede van God geven? 7Illusies treden in Zijn plaats. 8En wat Hij betekent, gaat verloren voor slapende denkgeesten die zinnen op een compromis, elk uit op zijn eigen winst en op het verlies van de ander.

5. 1Ménen dat je de vrede van God verlangt wil zeggen alle dromen laten varen. 2Want niemand meent deze woorden die illusies wil en die daarom de middelen zoekt die tot illusies leiden. 3Hij heeft ze bekeken en te licht bevonden. 4Nu probeert hij eraan voorbij te gaan, omdat hij inziet dat een nieuwe droom niets meer zou bieden dan alle andere. 5Dromen zijn voor hem een en hetzelfde. 6En hij heeft begrepen dat hun enige verschil er een is van vorm, want de ene droom zal dezelfde wanhoop en ellende brengen als alle andere.

6. 1De denkgeest die het meent dat vrede alles is wat hij verlangt, moet zich wel met andere denkgeesten verbinden, want zo wordt vrede verkregen. 2En wanneer het verlangen naar vrede echt is, wordt het middel om die te vinden gegeven, in een vorm die elke denkgeest die er eerlijk naar zoekt, begrijpen kan. 3De vorm die de les aanneemt, welke die ook is, is zodanig voor hem ontworpen, dat hij deze niet verkeerd kan begrijpen, mits zijn vraag oprecht is. 4Maar als hij zonder oprechtheid vraagt, is er geen vorm waarin de les met acceptatie zal worden begroet en werkelijk geleerd.

7. 1Laten we vandaag onze oefening wijden aan het inzicht dat we de woorden die we zeggen werkelijk menen. 2We verlangen de vrede van God. 3Dit is geen ijdele wens. 4Deze woorden vragen niet om nog een droom. 5Ze vragen niet om een compromis en proberen evenmin een nieuw handeltje te sluiten in de hoop dat er misschien toch één is dat slagen kan waar heel de rest heeft gefaald. 6Deze woorden menen erkent dat illusies vergeefs zijn, en vraagt om het eeuwige in plaats van wisselende dromen die telkens iets anders lijken te bieden, maar één zijn in hun inhoud: niets.

8. 1Wijd vandaag je oefenperioden aan een zorgvuldig doorzoeken van je denkgeest, om de dromen te vinden die je nog steeds koestert. 2Waar vraag jij in je hart om? 3Vergeet de woorden die jij gebruikt om je verzoeken te doen. 4Let alleen op wat jij gelooft dat jou troost zal verschaffen en geluk zal brengen. 5Maar verlies niet de moed vanwege hardnekkige illusies, want hun vorm doet er nu niet toe. 6Laat sommige dromen niet méér acceptabel zijn, terwijl je schaamte en geheimhouding reserveert voor andere. 7Ze zijn een en hetzelfde. 8En omdat ze een en hetzelfde zijn, zou één vraag aan alle dromen moeten worden gesteld: ‘Is dit wat ik hebben wil, in plaats van de Hemel en de vrede van God?’

9. 1Dit is de keuze die jij maakt. 2Maak jezelf niet wijs dat het anders is. 3Hierin is geen compromis mogelijk. 4Je kiest voor Gods vrede, of je hebt om dromen gevraagd. 5En dromen zullen komen zoals je erom gevraagd hebt. 6Maar Gods vrede zal net zo zeker komen, om voor eeuwig bij jou te blijven. 7Ze zal niet verdwenen zijn bij elke kronkel en bocht van de weg, om onherkend weer te verschijnen, in vormen die wisselen en wijzigen met elke stap die jij zet.

10. 1Jij verlangt de vrede van God. 2En dat doen allen die naar dromen schijnen te zoeken. 3Zowel voor hen als voor jou vraag je niets anders dan dit, wanneer jij met diepe oprechtheid dit verzoek doet. 4Want zo kom je tot wat zij werkelijk verlangen, en verbind jij jouw eigen intentie met wat zij boven alles zoeken, iets wat voor hen onbekend is misschien, maar voor jou een zekerheid. 5Jij bent soms zwak geweest, onzeker over je doel en onduidelijk in wat je wilde, waar je ernaar zoeken moest en waarheen je je bij je poging moest wenden om hulp. 6Hulp is jou gegeven. 7En zou jij er geen gebruik van willen maken door die met anderen te delen?

11. 1Niemand die werkelijk de vrede van God zoekt, kan haar mislopen. 2Want hij vraagt er slechts om dat hij zichzelf niet langer misleidt door zichzelf te onthouden wat Gods Wil is. 3Wie kan onvoldaan blijven als hij vraagt om wat hij al heeft? 4Wie zou onbeantwoord kunnen blijven als hij om een antwoord vraagt dat hem ter beschikking staat om te geven? 5Gods vrede is van jou.

12. 1Voor jou werd vrede geschapen, jou gegeven door de Schepper van vrede en gegrondvest als Zijn eigen eeuwige gave. 2Hoe kun jij falen wanneer je alleen vraagt om wat Hij voor jou wil? 3En hoe zou jouw verzoek alleen tot jou kunnen zijn beperkt? 4Geen gave van God kan ongedeeld blijven. 5Juist in deze eigenschap onderscheiden de gaven van God zich van iedere droom die ooit de plaats van de waarheid leek in te nemen.

13. 1Niemand kan verliezen en iedereen moet winnen, telkens wanneer enige gave van God door iemand gevraagd en ontvangen is. 2God geeft alleen om te verenigen. 3Wegnemen is voor Hem zonder betekenis. 4En wanneer dit voor jou evenzeer het geval is, kun je er zeker van zijn dat je één Wil deelt met Hem, en Hij met jou. 5En jij zult ook weten dat jij één Wil deelt met al jouw broeders, wier intentie de jouwe is.

14. 1Juist deze ene intentie zoeken wij vandaag, terwijl we onze verlangens verenigen met de nood van ieder hart, de roep van elke denkgeest, de hoop die achter wanhoop schuilgaat, de liefde die de aanval poogt te verbergen, de broederschap die de haat heeft trachten te verbreken, maar die nog steeds blijft zoals God die geschapen heeft. 2Kunnen we, met een dergelijke Hulp naast ons, vandaag falen wanneer we vragen dat de vrede van God ons gegeven wordt?